Hoe vaak maak je mee in je leven dat een boekhandelaar afscheid neemt van zijn al of niet vermeende klanten? Ik was er bij. Theo en Hermien van Boekhandel Hijman Ongerijmd in Arnhem zeiden hun educatieve centrum adieu tijdens de jaarlijkse poëzieweek. God, wat was het vol. Om acht uur notabene! Koopavond, slim gecombineerd. Een waar poëziefestival was opgezet met drie podia, een boven en twee beneden. Ik had nog nooit opgetreden op een festival met drie podia en zoveel publiek!
Nu verwacht je van een belezen publiek dat zij hun dichters eren, maar niets was minder waar. Zij eerden vooral elkaar. Door te kletsen, te zoenen, wijn te drinken en hun netwerk uit te breiden. O ja, Theo en Hermien moesten ook nog even geknuffeld worden. Ach ja, onze poëten konden nog zo hun best doen, ze waren niet te verstaan. Misschien waren ze ook wel heel oud, met een verflenste stem, pukkels op de stembanden of te veel alcoholica in het lijf.
Toen ik aan de beurt enkele gedichten te lezen, riep ik met luide stem al mijn fans bijeen. Ik stelde voor met stiltegedichten te beginnen, maar zag daar vanwege het blijvende geroezemoes snel van af. Ik wilde me gedragen voelen door dat zachte gefluister, alsof ik aan een fluisterworkshop van Atelier Papoe meedeed. Dus maar starten met een gedicht dat ik geschreven had voor Delphine Lecompte, een door mij bewonderende poëet uit Vlaanderen, toentertijd gesponsord door boekhandel Hijman op het festival Het Park Vertelt. Het publiek applaudisseerde, zowaar, ze hadden geluisterd naar mijn stevig aangezette stem. Na het tweede gedicht fluisterde iemand achter mij: nog eentje en dan is het tijd. Vijf minuten zijn als een gevangenis, je kunt geen kant op. Uit onbehagen heb ik niet mijn door de jury van de Thuringprijs hoog gewaardeerde en hoog geprezen gedicht de Fangmanblues over ons eigen onvolprezen Oosterbeekse kerkhof voorgelezen. Ik eindigde met een gedicht over mijn eigen lulligheid door in de laatste zin te vertellen dat ik bij het bezoek van de maatschappelijk werker/ster aan haar 70 plus doelgroep mijn gebitje uit zou laten en haar met baard van een week en een grote afwas zou ontvangen. Kon ze meteen aan het werk. Na die gemeentelijke aankondiging is er overigens nooit een hulpverlener komen opdagen.
Intussen was het flink warm geworden, zeg maar bloedheet. Ik heb mijn T-shirtje uitgetrokken in het toilet en weggemoffeld in mijn tas. Vervolgens ontdekte ik de tafel met bier en wijn, gratis natuurlijk. Ik zocht een stoel, kletste wat met kennis K. (terwijl een dichter voordroeg) en ben niet meer van mijn plaats gekomen.
Jeroen Hendriksen